Hoe herken ik een posttraumatische stress-stoornis (PTSS)?

Als je een ingrijpende gebeurtenis meemaakt, is het logisch dat je daarvan schrikt en dat je vaak even tijd nodig hebt om hiervan te herstellen. Dat herstellen kun je merken door dat je nog regelmatig terug denkt aan wat je is overkomen, dat je de behoefte voelt om met iemand over te praten en dat het terugdenken aan de ingrijpende gebeurtenis je soms nog verdrietig of boos maakt. Als het herstel goed verloopt dan zal je merken dat je steeds minder aan de ingrijpende gebeurtenis hoeft te denken en er ook steeds minder geëmotioneerd door raakt.  Het vervaagt steeds meer en je hebt er in je dagelijks leven niet tot nauwelijks meer last van. Pas als mensen er weer naar vragen of als je de herinnering bewust oproept, dan denk je daar weer aan terug.

Soms loopt het ook anders. Je kan ook iets ingrijpends meemaken en dat je merkt dat je er maar last van blijft houden. Een ander woord voor een ingrijpende of schokkende gebeurtenis is een trauma. Als je na 4 weken na het meemaken van een traumatische gebeurtenis nog steeds veel last hebt van wat je hebt meegemaakt, dan zou er wel eens sprake kunnen zijn van een posttraumatische stress-stoornis (PTSS).

Als een ingrijpende of traumatische gebeurtenis meemaakt dan moet je op dat moment zelf vaak eerst ‘overleven’.

Je moet zorgen dat je uit die situatie komt, je moet misschien hulpdiensten inschakelen of zorgen dat jijzelf of anderen eerst in veiligheid zijn.  Je brein wil situaties die gepaard gaan met veel emoties wel goed bewaren. Zo denkt je brein dat het je later kan helpen ervoor te zorgen dat je misschien niet weer in zo’n nare situatie terecht komt. Je brein bewaart deze herinnering dus goed en wacht met het verwerken van deze ingrijpende gebeurtenis tot je uit die situatie bent. Vervolgens probeert je brein die ingrijpende gebeurtenis een plek te geven en omdat te kunnen doen maakt je brein die herinnering weer actief.  Je moet weer denken aan wat er gebeurd is, ziet het weer voor je of voelt je ineens weer net zoals tijdens als toen. Dat noemen we herbelevingen of flashbacks. Ook kun je ze ’s nachts hebben in de vorm van nachtmerries. Het zijn eigenlijk verwoede pogingen van je brein om te verwerken van je hebt meegemaakt. Jij bent echter vaak al lang blij dat het voorbij is en wil misschien helemaal niet weer terugdenken aan wat je is overkomen of je maakt je misschien zorgen dat je het helemaal niet aan kan als je daar weer aan terug moet denken.

Hierdoor wordt de herinnering eigenlijk als een ‘gesealde’ en onverwerkte herinnering in je brein bewaart.

Je brein wil dat de herinnering een plek krijgt bij de andere herinneringen en dat de kennis die je hebt zich over deze schokkende gebeurtenis ontfermd. Dit verklaart ook waarom je bijvoorbeeld soms wel kunt WETEN dat iets niet jouw schuld is, maar VOELT het niet zo. Of kun je wel WETEN dat je alles hebt gedaan wat je kon maar VOEL je je nog steeds machteloos. Dat komt omdat de kennis die je hebt dus als het ware niet bij die herinnering kan komen. Daarvoor moet namelijk de herinnering eerst weer geactiveerd zijn (door er bijv. aan te denken). Maar uit angst om het niet aan te kunnen of omdat je je niet weer zo wil voelen probeer je er juist niet aan te denken, waardoor je in een cirkel terecht komt en deze klachten maar steeds terug blijven keren.

 Je kan ook iets ingrijpends meemaken en er wel aan durft terug te denken, maar dat je merkt dat hoe vaak je dat ook doet of dat gebeurt dat de heftigheid van die ingrijpende gebeurtenis maar niet minder lijkt te worden en je je elke keer weer erg verdrietig, boos of angstig voelt. Het kan zijn dat je dan misschien wel gaat proberen om bepaalde dingen te vermijden om te voorkomen dat je weer aan die nare herinnering moet terugdenken. Je wilt bijvoorbeeld niet meer in de buurt komen van de plek waar het is gebeurd of je wilt proberen te voorkomen dat andere mensen ernaar gaan vragen. Je wilt het contact met bepaalde mensen liever uit de weg gaan of spreekt met ze af dat ze het niet meer over dat onderwerp mogen hebben met je.

Je kan het ook merken aan dat je bepaalde dingen niet meer durft die je voorheen nog wel durfde, bijvoorbeeld niet meer durven autorijden na een auto-ongeluk of niet meer opnieuw durven bevallen na het meemaken van een traumatische bevalling of miskraam. Ook kun je bijvoorbeeld niet meer alleen over straat durven na het meemaken van een overval of bedreiging of durf je niet opnieuw een relatie aan te gaan na een ingrijpende scheiding of huiselijk geweld. Je brein probeert je op die manier eigenlijk te ‘beschermen’ door je op deze manier te helpen voorkomen dat je nog een keer zo’n ingrijpende gebeurtenis meemaakt. Immers als je die dingen niet meer doet dan is de kans een stuk kleiner dat het je nog een keer opnieuw overkomt.

Het meemaken van een ingrijpende gebeurtenis kun je ook voelen in je lijf.

Doordat de traumatische gebeurtenis nog ‘onverwerkt’ in je brein ligt opgeslagen en de kennis die je hebt niet bij die herinnering kan, kan je brein het gevoel hebben dat het trauma ook nog steeds gaande is. Je brein blijft in een soort ‘gevaarsstand’ staan. Je brein produceert daardoor constant adrenaline en cortisol. Adrenaline en cortisol zorgen er namelijk voor dat je lijf in een soort opperste staat van paraatheid is om het gevaar aan te kunnen. Hierdoor kun je harder slaan als het nodig is (fight), harder wegrennen als het nodig is (flight) of lang heel stil kunnen blijven zitten (freeze) als dat nodig is. Dit kun je merken aan dat je bijvoorbeeld voortdurend het gevoel hebt ‘aan’ te staan of alsmaar alert te zijn. Je bent steeds op je hoede, waardoor je het gevoel kunt hebben van een kort lontje. Je kunt maar weinig voor je gevoel hebben. Ook kun je moeite hebben met je te concentreren (je brein is vooral gericht op gevaar, waardoor je je aandacht maar moeilijk ergens anders op kunt richten) en ook kun je veel sneller of heftiger van iets schrikken (je brein is immers door de adrenaline en cortisol al heel alert en als er dan ook nog iets onverwachts gebeurt, waardoor er adrenaline en cortisol vrij komt, dan schrik je dus extra hard). Door de verhoogde cortisol en adrenaline slaap je vaak slecht (je kan immers niet in slaap vallen als je brein denkt dat je in gevaar bent) of word je vaak wakker. Ook merk je vermoeidheid (cortisol en adrenaline zijn eigenlijk bedoelt om je kort te helpen, als het langdurig in je lijf zit kan het soms voelen alsof je een marathon gelopen hebt)

Trauma verandert vaak ook de manier waarop je over jezelf gaat denken.

Het kan zijn dat je door de ingrijpende gebeurtenis zelf negatief over jezelf gaat denken, bijvoorbeeld dat je jezelf niet goed genoeg meer vindt, omdat je denkt dat je meer had moeten doen. Of dat je over jezelf bent gaan geloven dat je geen goed mens bent, omdat je je schuldig voelt over wat er is gebeurd of jezelf daarin dingen verwijt. Ook kan het ontwikkelen van PTSS-klachten leiden tot negatief over jezelf denken. Zo hoorde ik laatst een cliënt zeggen dat als ze voldoende doorzettingsvermogen had gehad dat ze dan misschien geen klachten had ontwikkeld. Of een andere cliënt die dacht dat als je sterk genoeg bent dat je klachten vanzelf zullen afnemen. Allemaal overtuigingen die niet kloppen, maar die door het krijgen van klachten er wel voor kunnen zorgen dat je je slecht over jezelf gaat voelen.


Als je meerdere klachten in dit artikel herkent en je hebt ze al langer dan 4 weken dan zou er dus mogelijk sprake kunnen zijn van een PTSS. Je kunt hieronder een PTSS checklist downloaden met vragen over je klachten , vul hem in, bereken je score en kijk of hieruit ook aanwijzingen voor een PTSS naar voren komen.

Previous
Previous

Interview Alumniblad

Next
Next

Intensieve 3-daagse traumabehandelingen